De SSN reed in de eerste jaren gemiddeld tot drie keer per jaar een rit, onder meer naar de Stoomtram Goes-Borssele in Goes, naar de Hoogovens in IJmuiden en naar Zwolle, en organiseerde in september 1978 voor het eerst een open dag. Het rijdend park nam in eerste jaren aanzienlijk toe. In december 1977, nauwelijks twee weken nadat de SSN haar intrek op het veilingterrein had genomen, arriveerde de 50 1255 van het depot Duisburg-Wedau, in februari 1978 gevolgd door een vuurloze locomotief die van de Stoomtram Goes-Borssele kon worden overgenomen en een stoomkraan, afkomstig van de werf van Piet Smit in Rotterdam. Begin 1980 kwam daar de 41 105 bij. Deze was in 1976 gekocht door de Provinciale Zeeuwse Electriciteits Maatschappij, om bij haar centrale als hulpketel te fungeren. Daar werd ze begin 1980 overbodig waarna de SSN de locomotief tegen een acceptabel bedrag kon overnemen. De transportkosten naar Rotterdam kwamen voor rekening van de SSN. In mei 1980 arriveerde de locomotief op het veilingterrein en nog geen drie maanden later was deze oliegestookte machine de tweede rijvaardige locomotief van de SSN en kon ze naast de 23 023 worden ingezet. De locatie op het veilingterrein zou tot april 1981 in gebruik blijven. De gemeente Rotterdam had echter nieuwbouwplannen op het terrein, waardoor de SSN opnieuw moest verhuizen. Het door de gemeente aangeboden vervangende terrein moest echter nog compleet worden bebouwd. Dit keer kwam de NS de SSN te hulp: het gehele rangeerterrein van Rotterdam Spaanse Polder werd ter beschikking gesteld. Het was bij de NS kort tevoren buiten gebruik gesteld. Dat betekende echter wel dat de SSN weer in de open lucht stond.
De gereedschappen en onderdelen waren ondergebracht in een aantal grote containers. Met de bouw van de nieuwe loods werd snel begonnen, maar die kon, doordat alles in eigen beheer werd gedaan, pas eind 1984 worden voltooid. In december van dat jaar betrok de SSN haar definitieve verblijfplaats in de Spaanse Polder. Tenminste, dat was het idee… Ondanks deze moeilijke behuizingsomstandigheden nam na 1981 het jaarlijkse aantal stoomritten gestadig toe. Gemiddeld vier keer per jaar werden er ritten gereden. Ook het aantal locomotieven nam toe. In 1981 werden de voormalige NS 8811 en de ex DB 65 018, alsmede een stam voormalige NS-rijtuigen (plan D), aan de SSN-verzameling toegevoegd. Het varende deel van de SSN werd in 1981 afgestoten. Tot op dat moment had de SSN de stoomsleper Finland, een stoomkabelpont (voor het laatst gebruikt in de film Oorlogswinter) en een gigantische door stoom aangedreven graanelevator in beheer. De hoge kosten wogen echter niet op tegen de relatief geringe belangstelling voor deze vaartuigen. De graanelevator ligt nu bij het Maritiem Museum in Rotterdam.
De SSN legde zich uitsluitend toe op spoorwegmaterieel en met dat materieel werden vanaf 1985 steeds meer activiteiten ondernomen. Zo steeg het jaarlijkse aantal ritten soms tot meer dan tien, terwijl na 1990 soms wel twintig ritten per jaar werden gereden, in binnen- en buitenland, ook dat laatste soms zelfs met eigen locomotieven. Zo reed de SSN naar Antwerpen, Luxemburg, Meiningen, Koblenz, Praag, de Oostduitse Harz en in 2001 naar Ulm en Lindau. Ook de binnenlandse evenementen werden steeds grootschaliger, met soms wel drie locomotieven, zoals in september 1994 de Zeven Provinciën Expres naar Groningen. Recordinzet was ongetwijfeld 30 juni 1989, tijdens het 150-jarig jubileum van de NS.
Op die dag werden vijf SSN-locomotieven verspreid over Nederland ingezet: de 6326 en de 23 023 op de locomotiefparade in Utrecht, de 41 105 als extra locomotief voor een rit met gepensioneerde NS’ers, terwijl de 65 018 en de die week nieuw verworven 52 3879 in dubbeltractie een trein reden van Rotterdam via Amsterdam naar Utrecht. Maar nog altijd was de SSN zonder vaste woon- of verblijfplaats. Het onderkomen in de Spaanse Polder zou weliswaar 14 jaar lang uitstekende diensten bewijzen, het was niet definitief. De gemeente Rotterdam en Rijkswaterstaat hadden het aansluitspoor nodig ten behoeve van de verlengde Benelux-metrolijn naar Schiedam en Spijkenisse, en wilden de overige grond opnieuw uitgeven als bouwgrond. Weer was een verhuizing nodig en in mei 1998, 22 jaar na de oprichting, werd het huidige onderkomen in gebruik genomen. Dat was minder erg dan het leek, want de beschikbare ruimte in de Spaanse Polder was duidelijk te klein geworden, nu de SSN inmiddels ook een stam rijtuigen rijker was. Want in 22 jaar was de droom van twee idealisten uitgegroeid tot een volwassen organisatie, die met vertrouwen de toekomst tegemoet ziet.